Middelen met monoklonale antistoffen

Middelen met monoklonale antistoffen

Wat is het?

Middelen met monoklonale antistoffen helpen het immuunsysteem bij het herkennen van kankercellen, waardoor het immuunsysteem deze beter kan opruimen. Deze middelen worden ook wel immunotherapie of MoAB’s genoemd. Alle namen van de middelen met monoklonale antistoffen  eindigen in Nederland op –mab.

Hoe werkt het? / Wat doet het?

De monoklonale antistoffen binden zich aan bepaalde eiwitten die bij kankercellen meer aanwezig zijn dan bij gezonde cellen. Bij het ene middel is dit het eiwit CD38 en bij het andere middel is dit SLAMF7. Wanneer het middel is gebonden aan de kankercellen, worden deze beter herkend door het eigen immuunsysteem en kan het immuunsysteem deze kankercellen aanvallen en opruimen.

Welke middelen vallen hieronder en in welke vorm zijn deze beschikbaar?
Merknaam
Stofnaam
Toedieningsvorm
Daratumumab Darzalex® Toedieningsvorm: infuus
Elotuzumab Empliciti® Toedieningsvorm: infuus
Overige informatie

Het eigen immuunsysteem wordt in gang gezet door deze middelen, de middelen blijven ook lang in het lichaam na ontvangst van de kuur (lange halfwaarde tijd). Doordat het immuunsysteem in gang gezet wordt, kunnen er ook andere reacties in het lichaam optreden die het immuunsysteem ook regelt, zoals huidreacties, de darmwerking of griepachtige verschijnselen. Dit geldt ook voor eventuele bijwerkingen die optreden. De mate van de ervaren bijwerkingen zeggen niets over de effectiviteit van de behandeling. Als iemand weinig gemerkt heeft van de behandeling, betekent het niet dat de behandeling niet werkt.

Voor meer informatie over het gebruik en de te verwachten bijwerkingen van de genoemde monoklonale antistoffen, raadpleeg de desbetreffende bijsluiter via het college ter beoordeling van geneesmiddelen CBG-MEB en bespreek uw vragen met uw arts.

Bronnen:
https://www.kanker.nl/bibliotheek/multipel-myeloom/behandeling-en-bijwerkingen/956-doelgerichte-therapie-bij-multipel-myeloom
http://www.pw.nl/achtergrond/2014/de-farmaceutische-kant-van-monoklonale-antilichamen